De frequentie waarmee je aas op de method feeder moet plaatsen tijdens het vissen kan variëren afhankelijk van verschillende factoren, zoals de visomstandigheden, de vissoort die je target en je persoonlijke ervaring. Er is geen strikte regel, maar hier zijn enkele richtlijnen die je kunt overwegen:
- Start met Regelmatige Voerplekken: In het begin is het goed om regelmatig aas op de method feeder te plaatsen om een voerplek te creëren en vissen naar je plek te lokken. Dit kan elke keer zijn dat je een nieuwe worp maakt.
- Observeer Visactiviteit: Kijk hoe actief de vissen zijn. Als je snel aanbeten krijgt en regelmatig vis vangt, hoef je misschien niet zo vaak nieuw aas op de feeder te plaatsen.
- Voer Behoudend: Te veel aas kan soms vissen overvoeren en ze minder geneigd maken om op je haak te bijten. Wees behoudend met het plaatsen van aas om de vis alert en geïnteresseerd te houden.
- Pas aan op Basis van Resultaten: Als je merkt dat je veel aanbeten krijgt wanneer je net nieuw aas hebt geplaatst, kun je overwegen om vaker aas toe te voegen. Als de aanbeten afnemen, kun je minder vaak aas plaatsen.
- Experimenteer: Het kan nuttig zijn om tijdens je vissessie te experimenteren met verschillende aasplaatsingsschema’s. Probeer bijvoorbeeld elke derde worp aas toe te voegen en observeer het effect op je vangsten.
- Vertrouw op Je Gevoel: Naarmate je meer ervaring krijgt met feedervissen, ontwikkel je een gevoel voor wanneer en hoeveel aas je moet plaatsen. Vertrouw op je intuïtie en pas je aanpak aan op basis van wat het beste lijkt te werken.
Het belangrijkste is om flexibel te zijn en bereid te zijn je aanpak aan te passen op basis van de reactie van de vissen. Door te observeren, te leren en aan te passen, kun je na verloop van tijd een effectieve strategie ontwikkelen voor het plaatsen van aas op de method feeder tijdens het vissen.